Veel gebruikte termen in Padel
Approach
Een bal die je slaat voordat je naar het net gaat. Dit is vaak een lastige bal zoals een lob. Hierdoor bouw je de druk bij de tegenstander op.
Bandeja
Een hoge voorhand- of backhandslag die wordt uitgevoerd vanaf het achterveld.
Bajada
Een lage en diagonale backhandslag die wordt uitgevoerd vanaf het achterveld.
Block
Een defensieve slag waarbij de speler de bal licht raakt om de snelheid te verminderen en de controle te behouden.
Chiquita
Een korte en snelle slag die wordt gebruikt om de bal over het net te brengen met een lage stuit.
Crosscourt
Een bal die van de ene kant van het veld naar de andere kant wordt geslagen, diagonaal over het net.
Deuce
Een score van 40-40, wat betekent dat er nog één punt nodig is om de game te winnen.
Dropshot
Een zachte slag die laag over het net wordt gespeeld om de tegenstander naar voren te lokken.
Forehand
Een slag waarbij de speler zijn racket aan de kant van zijn dominante hand gebruikt om de bal te slaan.
Game
Een van de segmenten waarin een set is verdeeld, gewonnen door het scoren van minstens vier punten en met een voorsprong van minstens twee punten.
Grip
De manier waarop een speler zijn racket vasthoudt, die invloed heeft op de controle en kracht bij het slaan van de bal. Verschillende gripstijlen worden gebruikt voor verschillende slagen, zoals de forehand, backhand en volleys.
Half-volley
Een slag waarbij de bal wordt geraakt direct nadat deze een stuit heeft gemaakt, meestal dicht bij de grond.
Inside-out
Een slag waarbij de speler de bal vanuit het midden van het veld naar de buitenkant van het veld slaat.
Jalón
Het net in het padelspel.
Lob
Een hoge bal die over de tegenstander wordt geslagen om ze naar achteren te dwingen.
Matchpoint
Het punt dat een speler nodig heeft om de wedstrijd te winnen.
Overhead
Een slag waarbij de speler de bal boven zijn hoofd slaat, vaak gebruikt om smashes uit te voeren.
Punto
Het Spaanse woord voor punt, gebruikt om een punt te markeren in het padelspel.
Quebrado
Een term die wordt gebruikt wanneer een speler de service van zijn tegenstander breekt en de game wint.
Rally
Een opeenvolging van slagen tussen spelers voordat een punt wordt gescoord.
Rebound
De stuit van de bal vanaf de muur na een slag.
Smash
Een krachtige slag die van bovenaf wordt geslagen om de bal met grote kracht naar beneden te slaan.
Serve
Het begin van een punt, waarbij de bal door een speler over het net wordt geslagen om het spel te starten.
Slice
Een slag waarbij de speler de bal met een horizontale beweging van zijn racket raakt om spin toe te voegen en de bal laag te houden.
Tiebreak
Een methode om een gelijkspel te beslissen door een verkorte reeks punten te spelen, vaak gebruikt wanneer de set op een gelijke stand eindigt.
Volley:
Een slag waarbij de speler de bal raakt voordat deze de grond raakt, meestal uitgevoerd dicht bij het net.
Wissel:
De rotatie van de serveerder bij elke puntwinst.
Deze lijst zal verder worden uitgebreid.